Een sjaal als herinnering aan een neergeschoten Engelse piloot

Mevrouw Cornelia Spieringhs – Olislagers (1925)

Vijftien jaar was Corrie Spieringhs – Olislagers toen de oorlog uitbrak. Ze herinnert zich dat moment nog goed. Ze werd wakker van Duitse vliegtuigen die met veel lawaai door het luchtruim vlogen. ‘Ik keek uit het raam van de slaapkamer en zag heel laag een Messerschmidt voorbij vliegen, ik kon de piloot zien zitten.’ 

Mevrouw Spieringhs is een van de weinige inwoners van Hilvarenbeek die nog kan getuigen van die donkere periode 1940 – 1944, toen Duitse troepen ons land bezet hielden. Vroeger wist ze veel te vertellen over de oorlogstijd, maar nu is ze op een leeftijd dat er enkel nog losse fragmenten naar boven komen. 

Mevrouw Spieringhs – Olislagers met de sjaal die ze in 1944 van een Engelse piloot kreeg.

Mevrouw Spieringhs is geboren in Moergestel, maar haar vader had de Belgische nationaliteit. Hij was, net als veel andere Vlamingen, in de Eerste Wereldoorlog gedeserteerd naar het neutrale Nederland en zou bij terugkeer in zijn vaderland gearresteerd worden. Vier jaar oud verhuisde Corrie, die vanzelf de Belgische nationaliteit kreeg, met haar ouders naar Biest-Houtakker. Haar vader begon een bedrijf nabij de loswal in het Wilhelminakanaal, dat toen een jaar of vijf in gebruik was. Hij verkocht zakken cement en andere bouwmaterialen, die over het kanaal werden aangevoerd. Hij maakte betonnen putringen die  de boeren in de wei gebruikten als drinkbak voor de koeien. ‘En wij hadden een winkeltje om iets bij te verdienen. We verkochten zelfgemaakt ijs. Ik weet nog dat ons pa op de fiets naar Tilburg ging om in Broekhoven grote blokken ijs te halen. Die werden bij ons thuis opgeslagen in een ijskelder, dat was onze koeling.’

De familie Olislagers woonde vlak bij de brug over het Wilhelminakanaal aan de Biestsestraat. Op Eerste Pinksterdag, 12 mei, ontsnapte het gezin aan een grote ramp. “De Nederlandse soldaten hadden explosieven vastgemaakt aan de brug, om die op te kunnen blazen als de Duitsers zouden komen. Wij stonden voor het huis, toen er iemand riep dat we moesten maken dat wewegkwamen. Meteen daarna was er een enorme klap en vlogen er stukken van de brug door de lucht.” Als door een wonder raakte niemand gewond en ook de schade aan het huis bleef beperkt.

Radio begraven

Het was aan het begin van de oorlog het enige wat ze van de strijd merkten, ze zochten nog wel beschutting in de kelder van het huis. In de jaren daarna ondervond het gezin niet direct de gevolgen van de bezetting. Er werden bijvoorbeeld geen Duitse soldaten ingekwartierd, en voor zover mevrouw Spieringhs nog weet waren er geen onderduikers in huis. Haar ouders hoefden zich ook geen zorgen te maken over de jongens (het gezin telde zeven kinderen, Corrie was de tweede oudste). Die waren nog te jong om in Duitsland te moeten gaan werken. 

Wat mevrouw Spieringhs zich nog herinnert is dat ze thuis een hele mooie, moderne radio hadden. Die moesten ze eigenlijk inleveren van de Duitse bezetter, maar daar voelde vader Olislagers niets voor. Hij heeft het apparaat in een kippenkooi begraven om het uit handen van de Duitsers te houden. Meteen nadat de Duitsers in oktober 1944 verdreven waren ging vader Olislagers op zoek naar zijn radio. Tevergeefs, hij kwam met lege handen thuis. Nooit is duidelijk geworden of iemand anders de geheime bergplaats had ontdekt, of dat vader het radiotoestel zo goed verstopt had dat hij het niet meer terug kon vinden. 

Ruilhandel

De familie heeft gezien de omstandigheden niet zwaar geleden onder de oorlog. Natuurlijk, het eten en goederen waren op de bon, maar in een dorp was het vrij eenvoudig om bij boeren aan voedsel te komen. En dan was er nog de eigen moestuin. Voor de inwoners van Tilburg lag dat anders. Tegen het eind van de oorlog trokken die in groten getale naar de dorpen, op zoek naar voedsel. Er ontstond een levendige ruilhandel. Mevrouw Spieringhs weet nog dat vader voedsel ruilde tegen distributiebonnen voor bijvoorbeeld textiel.

Na de landing van de geallieerden op de stranden van Normandië in juni 1944 en de opmars naar het noorden, was het nog een kwestie van tijd of de bevrijders zouden ook in Biest-Houtakker staan. Maar een maand voor de komst van de geallieerden werd de plaatselijke bevolking opgeschrikt door de moord op veearts Piet Leermakers, die een grote rol had in het opvangen van onderduikers. Op 7 september stond in alle vroegte een Duits commando voor de deur van de veearts. Hij probeerde aan de achterkant het huis uit te vluchten, maar werd in de rug doodgeschoten. 

Mevrouw Spieringhs herinnert zich nog goed hoe heel het dorp in shock was door de gruwelijke gebeurtenissen, en dat tijdens de begrafenis de Antoniuskerk bomvol zat.  

Op de vlucht

Het Wilhelminakanaal was van strategisch belang voor de strijdende partijen en daarom besloot het gezin Spieringhs onderdak te zoeken op een boerderij van kennissen in Moergestel. Van daaruit was de familie getuige van schermutselingen. Mevrouw Spieringhs ziet nog voor zich hoe een Duitse soldaat die wat wilde vragen, op straat werd doodgeschoten.

Als meisje van inmiddels negentien jaar kwam ze in het vizier van eerst Duitse en later Engelse soldaten, die uit waren op een pleziertje. Maar daar was ze niet van gediend en liet dat, zonder dat ze Duits of Engels sprak, duidelijk merken. De mannen dropen af.

Mevrouw Spieringhs heeft nog een bijzonder kleinood dat haar herinnert aan de donkere dagen van de oorlog.

Tijdens een van de oorlogsjaren stortte er een Engels gevechtsvliegtuig neer in de buurt van het kanaal.  Kees van de Hout slaagde erin een piloot uit het wrak te bevrijden. Die werd met open armen ontvangen bij de familie Olislagers, om kort daarna via de pilotenlijn over de grens gebracht te worden. 
Om zijn dankbaarheid te tonen gaf hij aan de jonge Corrie een mooie sjaal die hij om zijn nek droeg, op zijn uniform. Die sjaal heeft ze tot op de dag van vandaag in haar bezit.