De Amerikaan Bruce Bolinger doet al jarenlang onderzoek naar de pilotenlijn die ook door De Utrecht liep. In dit artikel beschrijft hij onder meer hoe de neergeschoten boordschutter Tom Applewhite in Esbeek onderdook – en ternauwernood ontsnapte aan de Duitsers die de vluchtroute voor neergeschoten piloten, verzetsmensen en Joden op het spoor waren gekomen. Met gewelddadige arrestaties maakten ze in november 1943 een eind aan de Pilotenlijn.
Bolinger beheert ook een Engelstalige website over de Pilotenlijn.
door Bruce Bolinger
vertaling uit het Engels door Jeroen Ketelaars
Op donderdag 11 november 1943 is de B-17 ‘The Wild Hare’ na een voltooide bommissie boven Münster op weg terug naar zijn basis bij Great Ashfield, in Engeland. Terwijl de door luchtafweer beschadigde bommenwerper op een hoogte van ongeveer 6,5 kilometer over Nederland vliegt, wordt hij aangevallen door vier Duitse jachtvliegtuigen. Ondanks verwoede pogingen van piloot John P. McGowan om de aanval te ontwijken, wordt het toestel door de Duitsers onbruikbaar geschoten. Er rest de piloot niets anders dan de bemanning opdracht te geven het neerstortende vliegtuig te verlaten.
Bommenrichter Tom Applewhite, een stevige, tweeëntwintigjarige tweede luitenant uit Memphis, Tennessee, verlaat het toestel via de nooduitgang in de neus. Hij herinnert zich het advies uit de ontsnappings- en vluchtlessen die hij op de basis heeft gehad en wacht tot het allerlaatste moment met het openen van zijn parachute, om op die manier zo snel mogelijk de grond te bereiken en te gaan rennen voordat de Duitse troepen arriveren.
De bemanning van de B-17 ‘The Wild Hare’, gefotografeerd op 10 augustus 1943 in Dal-hart, Texas. Staand van links naar rechts: Nello Malavasi, (Top Turret Gunner, Engineer); William J. Bloeser (Waist Gunner); James J. French (Chief Radio Operator); William A. (“Ed”) McMahon (Waist Gunner); John H. Decker (Ball Turret Gunner); Robert Johnson (Tail Gunner). Knielend van links naar rechts: John P. McGowan (piloot); James Cecil Bufkin (co-piloot); Ellis Shorb (navigator) en Tom Applewhite (bombardier).Terwijl de andere bemanningsleden aan hun parachutes hangen, zien zij Applewhite zó snel door de wolken verdwijnen, dat zij het ergste vrezen, namelijk dat zijn parachute niet is opengegaan. Gelukkig is dat niet het geval en komt Applewhite veilig op de grond terecht. Van de rest van de bemanning weet alleen Nello Malavasi, de boordschutter in de geschutskoepel aan de bovenzijde van de bommenwerper, te ontsnappen. James J. French, de radiobediener, wordt door vijandelijk vuur geraakt terwijl hij aan zijn parachute hangt en overlijdt. De andere bemanningsleden worden gevangengenomen en brengen achttien maanden door in een Duits krijgsgevangenkamp.
Applewhite landt op een veld ten oosten van Heusden, waar hij wordt geholpen door mensen uit de omgeving. Zij verstoppen hem in een schuur tot het donker is en roeien hem dan de Maas over, naar het Gelderse dorp Well. Daar wordt hij verstopt bij familie De Noo. Dit adres is een goede keus want het ligt erg afgelegen en de Duitsers staken hun huiszoekingen dan ook voordat zij het huis van familie De Noo bereiken. Niettemin blijft de familie in gevaar omdat zij de Amerikaan onderdak biedt.
Applewhite in veiligheid gebracht
Binnen een dag worden maatregelen getroffen om Applewhite in veiligheid te brengen. Hij en een van de gebroeders De Noo zullen op zaterdag 13 november twee mannen ontmoeten op een veld ten westen van Den Bosch. Zij zullen Applewhite naar café-restaurant ‘De Jonge Hertog’, aan de Moergestelseweg in Oisterwijk, begeleiden.
Eén van die twee mannen is Fons Raaijmakers uit Vught. Hij heeft de leiding over de Bossche afdeling van de vluchtlijn van de in Hilvarenbeek gestationeerde marechaussee Karst Smit en Bekenaar Eugène van der Heijden.
De vluchtlijn waar Eugène van der Heijden en zijn familie deel van uitmaakten, ontstond in 1942. Karst Smit, een voormalige sergeant in het Nederlandse leger, had zich na de capitulatie bij de marechaussees gevoegd. Terwijl hij in Hilvarenbeek gestationeerd was, ontdekte hij het belang van het opzetten van een organisatie die Franse krijgsgevangenen zou helpen te ontsnappen, aangezien sommigen van die krijgsgevangenen helemaal van Duitsland naar huis probeerden te lopen. In 1942 trad Smit in contact met Eugène van der Heijden en het huis van de familie Van der Heijden, aan de Diessenseweg, groeide uit tot een vaste stopplaats voor zowel Franse soldaten en geallieerde vliegeniers als voor Joden.
Wanneer Eugène van der Heijden van Fons Raaijmakers de opdracht krijgt om Applewhite in Oisterwijk bij ‘De Jonge Hertog’ op te halen, schakelt hij zijn oude vriend Jan Naaijkens in omdat hij zelf niet kan. Naaijkens, die net als Van der Heijden onderwijzer is, is eerder al betrokken geweest bij het vervaardigen van valse identiteitskaarten in de Beekse familiedrukkerij, maar hij is nog nooit begeleider geweest van iemand die op de vlucht is voor de Duitsers.
In een kort verhaal dat hij later zou schrijven, komen Naaijkens’ gevoelens van dat moment aan bod: ‘[Ik] kon er haast niet van slapen omdat ik bang was! Eerlijk, ik was doodsbang, want ik wist wat er op het spel stond. (…) Hulp aan de vijandelijke piloten werd onverbiddelijk met de dood gestraft.’ (Jan Naaijkens, ‘De Fiets’, in: Piet Mooren, Oorlog onderweg, Tilburg, 1994, p. 23)
Lekke band
Op zaterdagavond arriveert Naaijkens bij ‘De Jonge Hertog’. De twee begeleiders dragen Applewhite aan hem over zonder een woord te spreken. Naaijkens vertelt Applewhite dat hij eerst zal gaan en dat Applewhite tien tot vijftien meter achter hem moet volgen. Als een van hen problemen signaleert, moet hij ‘Anchors Aweigh’ fluiten, het enige deuntje dat zij allebei kennen.
Het is koud, druilerig en pikdonker wanneer zij vertrekken. Al na tien minuten begint Applewhite te fluiten: de achterband van zijn oude fiets is plat. Ze laten het rijwiel achter en Applewhite neemt bij Naaijkens op de bagagedrager plaats. Nu echter begeeft het achterwiel het vanwege het gewicht van de twee mannen. De rest van de reis moeten zij te voet afleggen. Ze steken het Wilhelminakanaal over en komen door Biest-Houtakker.
Het is al laat wanneer zij bij het huis van de familie Van der Heijden aankomen. In de huiskamer zijn de jongste kinderen kerstmuziek aan het oefenen op twee piano’s en een gitaar. Mevrouw Van der Heijden geeft Applewhite avondeten aan de grote keukentafel. Al gauw arriveert marechaussee Albert Wisman, die Applewhite naar zijn laatste plaats voor de nacht zal brengen: het onderkomen van de studenten in het bos op landgoed ‘De Utrecht’.
Ondergedoken studenten op De Utrecht
Die studenten zijn Dick Los en de vier Jannen: Jan de Koning, Jan Wolterson, Jan Oudemans en Jan van Dongen. Zij zijn studenten van de Landbouwuniversiteit te Wageningen. Behalve Oudemans en Van Dongen, die voor het academisch jaar 1942-1943 niet als studenten staan ingeschreven, moeten allen voldoen aan de eis van de Duitsers dat universitaire studenten een loyaliteitseed ondertekenen. Omdat zij weigeren hieraan gevolg te geven, zoeken Dick Los en Jan de Koning in het bos een plaats om zich te verstoppen.
Met toestemming van Wormgoor, de rentmeester van ‘De Utrecht’, bouwen zij in mei 1943 een stevige schuilplaats. Deze bevindt zich aan de rand van een beek in de buurt van de boerderij van De Bruijn en is gemaakt van lange palen. Op zekere dag ontdekt Karst Smit de hut wanneer hij aan het patrouilleren is in het bos. De studenten worden door Smit ingelijfd bij de vluchtlijn.
Soms treden zij op als begeleiders van vliegeniers, maar hun hoofdtaak is het verlenen van onderdak. Begin november wordt het te koud in de schuilplaats en verhuizen de studenten naar een kippenhok dat hun door Adrianus de Bruijn ter beschikking is gesteld. Het kippenhok ligt dichtbij De Bruijns boerderij en wordt door de studenten geïsoleerd met stromatten.
Vermomming
Zaterdagavond laat arriveert marechaussee Wisman met Applewhite bij het onderkomen van de studenten. Op dat moment zijn alleen De Koning, Wolterson en Van Dongen aanwezig. Dick Los bevindt zich in Esbeek, waar hij van een oorinfectie herstelt, en Oudemans verblijft bij de familie van boswachter Geert Maillee. Gewikkeld in een wollen deken valt Applewhite op de met hooi bedekte vloer in slaap.
Vroeg in de morgen van de volgende dag, zondag de 14e, arriveert Eugène van der Heijden met twee fietsen en twee aktetassen. Eén aktetas is gevuld met kranten en maakt deel uit van Applewhites vermomming als secretaris van Van der Heijden. Marechaussee Wisman, die hen veilig de grens over moet zien te krijgen, arriveert op zijn motor.
Hij heeft een boodschap bij zich: Malavasi’s naam op de zijkant van een luciferdoosje. Malavasi, de boordschutter die net als Applewhite heeft weten te ontsnappen nadat zij de neerstortende B-17 hadden moeten verlaten, is onderweg! Van der Heijden zegt echter dat er geen tijd is om op Malavasi te wachten maar dat hij zich wellicht in Brussel bij Applewhite kan voegen.
Vertrek naar Brussel
Applewhite en Van der Heijden vertrekken naar Weelde, waar zij hun fietsen verbergen bij Café Segers. Ze nemen de bus naar Turnhout, dan een tram naar Antwerpen en tenslotte een trein naar Brussel. Tijdens elk deel van de reis zorgen zij ervoor dat zij apart instappen en dat zij niet bij elkaar zitten. Eenmaal aangekomen op het Brusselse station Noord, nemen de twee mannen een tram naar het appartement van Charlotte Ambach en haar moeder Elise Chabot, in Ixelles. Dat is het ontvangstpunt voor geallieerde vliegeniers.
Ambach en Chabot zijn Nederlanders en beiden erg tegen de nazi’s. Strikt genomen hebben zij echter de Duitse nationaliteit vanwege Elise Chabots huwelijk met een Duitser. Van der Heijden en de twee vrouwen bespreken wat hun nu te doen staat. Zij spreken af dat Willem Schmidt, de vaste begeleider van vliegeniers en een goede bekende van de twee vrouwen, Malavasi de volgende dag op station Noord aan Charlotte Ambach zal overdragen.
Op de middag van diezelfde dag arriveren Karst Smit en Albert Wisman met Malavasi bij het kippenhok. Ze vertellen de studenten dat Willem Schmidt ’s avonds zal aankomen, dat hij bij hen zal overnachten en dat hij de volgende dag met Malavasi naar Brussel zal vertrekken. De studenten zijn het hier helemaal niet mee eens.
Zij hebben Schmidt immers nog nooit ontmoet en bovendien willen zij niet dat begeleiders te weten komen waar voortvluchtige personen worden ondergebracht. Als Schmidt gearresteerd zou worden, zou hij onder dwang de Duitsers naar de schuilplaats kunnen leiden. Maar Smit en Wisman overreden de studenten: Schmidt en Malavasi moeten vroeg kunnen vertrekken omdat Schmidt op tijd voor een afspraak in Utrecht terug moet zijn.
Rampspoed slaat toe
Op de ochtend van de volgende dag, maandag 15 november, verlaten Schmidt en Malavasi de schuilplaats van de studenten en vertrekken naar Brussel. Zij volgen de gebruikelijke route. Maar terwijl zij in Turnhout op de tram wachten, breekt er een hevige regenbui los en vluchten zij naar de dichtstbijzijnde schuilplaats: een restaurant dat vol met Duitsers blijkt te zitten. Malavasi’s Italiaanse uiterlijk trekt ongewenst de aandacht en beide mannen worden gearresteerd.
Later, op het treinstation in Brussel, blijkt de man die zich in het gezelschap van Schmidt bevindt en die door Charlotte Ambach voor de vluchtende vliegenier wordt gehouden, een Duitse politieagent te zijn. Hij duwt Ambach een pistool in het gezicht en roept: ‘Hände hoch!’ Ambach en haar moeder Elise Chabot worden gearresteerd. Daarna worden ook Ambachs zus, broer en schoonbroer gearresteerd. Gedwongen om mee te werken, vertelt Schmidt de Duitsers over zijn contacten in de vluchtlijn, waarna snel nog meer arrestaties volgen.
Arrestaties
Karst Smit hoort op dinsdag de 16e van de arrestatie van de familie Chabot. Hij is op dat moment onderweg naar Brussel. Op dezelfde dag wordt Piet van Geel uit Hilvarenbeek gearresteerd. Pas na de oorlog zou Eugène van der Heijden zich realiseren dat de arrestatie van Van Geel – die slechts zeer losjes bij de vluchtlijn betrokken was – een wanhopige poging van Willem Schmidt was om de anderen te waarschuwen dat hij was gearresteerd.
Schmidt en Van der Heijden hadden namelijk afgesproken dat zij in geval van arrestatie de Duitsers een naam zouden geven van een onschuldige persoon. Die zou dan worden opgepakt, maar ook snel weer worden vrijgelaten wanneer de Duitsers zijn onschuld zouden ontdekken. Met de arrestatie van de onschuldige zou een waarschuwingssignaal voor de anderen worden afgegeven.
Schmidt en Van der Heijden hadden echter nog niet afgesproken welke onschuldige persoon zij voor deze waarschuwingsmethode zouden gebruiken. Op dat moment herkent Van der Heijden de arrestatie van de slechts zijdelings betrokken Van Geel dus niet als een waarschuwingspoging.
Woensdag de 17e komt Albert Wisman laat op de avond bij het kippenhok aan. De studenten liggen in hun slaapzakken. Wisman zegt tegen hen: ‘De bom is gebarsten. Jullie kunnen beter allemaal zo snel mogelijk vertrekken. Ik zal zelf ook verdwijnen.’ Maar de studenten achten het veilig genoeg om tot de ochtend te wachten. De slechte wegen in het gebied zullen een obstakel vormen voor Duitsers die vanuit België komen. Bovendien is het gevaarlijk om ’s nachts te fietsen en rijden er op dat uur van de dag toch geen treinen vanuit Tilburg.
Op de vlucht
De volgende morgen springt Wolterson, die zijn spullen altijd ingepakt heeft klaarstaan, meteen op zijn fiets en gaat naar het treinstation in Tilburg. Nadat hij zijn ouders in Utrecht heeft gewaarschuwd, duikt hij onder in Haarlem, waar hij is opgegroeid. De Koning probeert zijn goede vriend Oudemans te waarschuwen bij de woning van Maillé. Daar worden beide mannen echter opgewacht door de Duitsers.
Uit wanhoop gooit Oudemans het dagboek waarin hij de namen en rangen van geholpen vliegeniers heeft bijgehouden in een buiten-wc, maar de Duitsers dwingen hem het terug te pakken. Dick Los, die zich nog in een ziekenzaal bevindt, wordt door de assistent van Maillé op de hoogte gebracht van wat zich niet ver daarvandaan heeft afgespeeld en vlucht. Van Dongen weet te ontsnappen maar wordt in 1944 gedood tijdens een aanval op de woning van verzetsman Piet Leermakers.
Karst Smit, Eugène van der Heijden, Jan Naaijkens en Albert Wisman duiken onder. Smit wordt later verraden en gearresteerd maar overleeft een concentratiekamp. Twee broers van Eugène van der Heijden en hun vader overlijden in concentratiekampen. Willem Schmidt, Jan Oudemans en Jan de Koning worden veroordeeld en geëxecuteerd. Nello Malavasi overleeft de oorlog in een Duits krijgsgevangenkamp. Charlotte Ambach en Elise Chabot worden door Russische soldaten uit een Duitse gevangenis bevrijd, slechts enkele dagen voordat zij geëxecuteerd zouden worden.
Erkenning en hereniging
Tom Applewhite bereikt Gibraltar op 11 januari 1944. Een eervolle vermelding van Karst Smit verklaart dat Smits organisatie negenentwintig geallieerde vliegeniers heeft geholpen. Tenminste zeventien van hen werden ondergebracht bij de studenten. In 1995 worden Tom Applewhite, Eugène van der Heijden en Jan Naaijkens herenigd dankzij de Nederlandse televisieomroep TROS. Tom woont momenteel in St. Louis, in de staat Missouri. Jan Wolterson emigreerde naar Canada en woont in de buurt van Vancouver (British Columbia). Dick Los woont in Wageningen.
(Ik ben de volgende personen bijzondere dank verschuldigd voor hun hulp: wijlen Charlotte Ambach, Tom Applewhite, Elly Fontaine, Jeroen Ketelaars, Emmanuel Naaijkens, Jan Naaijkens, Dick Los, Ad van Rijswijk, wijlen Karst Smit en Jan Wolterson. Eventuele fouten komen volledig voor mijn rekening.)
[Dit artikel is eerder gepubliceerd in Tussen Paradijs en Toekomst nr. 67, oktober 2004]
De website van Bruce Bolinger https://wwii-netherlands-escape-lines.com
Lees meer op de site www.oorlogenvrijheid.nl