‘Ons moeder riep: d’n Duits is binnengevallen!’

Het relaas van Mevrouw Greet Meijer – Van Gisbergen (1924)

Greet van Gisbergen was 15 jaar toen de oorlog uitbrak.

Bij het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 was mevrouw Meijer 15 jaar oud. Dat Nederland, anders dan in 1914, niet met de schrik vrij zou komen was wel duidelijk. Toch was de aanval van Duitsers in de vroege ochtend volledig onverwacht, ook voor het gezin Van Gisbergen. ‘Ons moeder riep: d’n Duits is binnengevallen!’ Greet Meijer – Van Gisbergen staat het nog helder voor ogen hoe het nieuws binnenkwam. 

Ze is een van weinigen in Hilvarenbeek die nog kan getuigen van de dramatische gebeurtenissen in de oorlogsjaren. Vroeger kon ze veel vertellen over die donkere periode, maar op haar leeftijd – in november wordt  ze 95 jaar – zijn het voornamelijk fragmenten.

In de boerderij van de familie Van Gisbergen in de Veldhoven zaten ook onderduikers. Alle foto’s komen uit Fotoboek familie Van Gisbergen Hooge Mierde – Hilvarenbeek, 2017.

De familie Van Gisbergen woonde op een boerderij aan een zandpad in de Veldhoven, in die tijd was dat nog best afgelegen. Moeder Marie van Gisbergen – Swaanen had het niet gemakkelijk. Haar man was al in 1928, 52 jaar oud, overleden. Er moesten negen monden gevoed worden, Greet was de jongste. Het gezin had niet veel met de Duitsers op, weet mevrouw Meijer zich nog te herinneren, en moest soms tandenknarsend toezien dat soldaten werden ingekwartierd. Die gingen gewoon hun gang en slachtten varkens als ze honger hadden. Mevrouw Meijer ziet ze nog karbonaadjes eten van hun varkens. Ze hadden het op een gegeven moment zelfs op de zeug gemunt, maar gelukkig konden ze de soldaten ervan overtuigen dat dat niet slim was.

Anti-Duits

Wie helemaal niets van de Duitsers moesten hebben waren de zusters Mollen, van het winkeltje op de hoek Faffestraotje-Paardenstraat. De zussen – vriendinnen van Greet van Gisbergen – waren eens op de boerderij in de Veldhoven, toen er ook Duitsers binnen waren. Een officier meende hoffelijk te moeten zijn en wilde de twee meisjes Mollen de hand schudden. Daar waren ze niet van gediend en ze hielden demonstratief hun handen achter hun rug.  

Greet stapt in de auto van haar broer Piet. De koplampen moesten van de Duitsers worden afgedekt.

Wat ze ook nog weet is dat het gezin een illegale kaas- en botermakerij had. Op de eerste verdieping kon je via een kast in een ruimte komen waar de apparatuur stond om kaas te maken. Dat was een riskante bezigheid want de Duitsers probeerden greep te houden op de melkproductie en op het ontduiken van de regels stonden strenge straffen. De kaasmakerij is nooit ontdekt. De kaas werd verkocht aan plaatsgenoten, maar werd ook over de grens gesmokkeld want dat was lucratief.

Onderduikers

In de boerderij zaten ook onderduikers, voornamelijk mannen uit Hilvarenbeek, die zich wilden onttrekken aan de Arbeitseinsetz. Zij verbleven doorgaans in de opkamer. Ze aten op het trapje naar de opkamer, zodat ze, als de Duitsers onverwacht voor de deur stonden, konden vluchten. Een van die mannen was Pierre Verhagen die later nog een drogisterij annex schildersbedrijf heeft gehad aan de Voortsepad.  

De familie was een kleine schakel in het netwerk om met name Joodse vluchtelingen over de grens met België te brengen. “Dan kwam Eugène van der Heijden, de onderwijzer die in het verzet zat, langs om te zeggen dat er weer Joodse vluchtelingen onderweg waren. Oma zorgde er dan ’s nachts voor dat er eten en drinken klaarstond in de hooischuur.” 

Greet, linksvoor, helpt bij het oogsten van het graan.

De hooischuur

Tegen het eind van de oorlog zaten er op de boerderij op een geven moment twee groepen onderduikers die elkaars vijand waren. Boven in de hooischuur zaten gedeserteerde Duitse soldaten die niet meer wilden vechten voor een verloren zaak. Onder zaten Engelse piloten die neergeschoten waren. Ze hebben nooit van elkaar geweten dat ze onder hetzelfde dak schuilden. 

Op het land werken was in die tijd niet zonder gevaar. Als er vliegtuigen overkwamen en de situatie er dreigend uitzag, doken ze in een greppel. Het gezin heeft heel wat angsten uitgestaan, weet mevrouw Van Gisbergen nog. ‘Ik was altijd erg bang’. Vooral die keer dat ze te voet op weg ging om in Hilvarenbeek boodschappen te doen. Er werd een Duitse bommenwerper neergeschoten in een luchtgevecht, niet ver van haar vandaan. De piloot overleefde de crash niet. 

Gevaarlijke V2’s

Ook was er, niet ten onrechte, angst voor V2 bommen, die geluidloos neervielen. Er stortte er een met een enorme knal neer niet ver van de boerderij van Van Gisbergen. Als het luchtalarm was vluchtte het gezin aanvankelijk een schuilkelder in die de jongens gemaakt hadden. Een rond gat in de grond, afgedekt met takkenbossen. Dat was ook niet bepaald veilig, bovendien was het er koud en vochtig. 

Wat mevrouw Meijer zich ook nog voor de geest kan halen is hoe een Duitse soldaat zonder pardon hun hond doodschoot omdat die, speels als hij was, naar hem blafte. Daar was de Duitser niet van gediend. 

Cees van Gisbergen (links vooraan) moest onder dienst.
Greet helpt bij het melken, rechts zus Trees.
Iedereen werd ingeschakeld als er gedorst moest worden.